Post

Zomerse Dromen

Zomerse Dromen

13
Rode ogen.
Met bonzend hart en een scherpe ademteug innemend schoot Vioctoria overeind. Het schemerduister van haar slaapkamer was uitzonderlijk gewoontjes. Geen bewegende schaduwen, geen gordijn dat opbolde.
Ze reikte naar het glas op haar nachtkastje. Ze bevroor voor haar vingers het kristal raakten.
Twee irissen in donkere tint stonden daar op haar te wachten. Iets vertelde haar dat ze rood zouden zijn wanneer het ochtendlicht kleur teruggaf aan de wereld.

12
Twee dagen na haar eenentwintigste verjaardag liep een jongedame de oprijlaan van de gotische villa op, met enkel een tapijttas in haar hand. Het landhuis strekte zich uit tot het van links tot rechts en van onder tot boven beeldvullend was.
Het grijze steen, de grotesken aan de gevel, de luiken met afbladderende verf, dat alles gaf de oude dame karakter. De voordeur werd geopend voor Vioctoria de bordestrappen beklommen had. Een man, ogenschijnlijk midden dertig, stond in de schaduw van het portaal. Ze glimlachte naar hem.
“Hallo Silas”, begroette ze hem met lieflijke stem. Haar blik was open. De blos op haar wangen was ingegeven door de wandeling en haar enthousiasme op zo’n prachtige plek als deze te mogen komen wonen.
“Lady MacComhain.”
Ze liet haar tas overnemen en stapte de schaduwen in.

11
De overwoekerde tuin bakte in de hitte van een late juni-zon. Vanuit de koelte van de salon overzag ze de enorme taak die voor haar lag. De renovatie van het park. De eigenaar van het landgoed had haar verteld dat er een rosarium moest zijn. Daar zou ze beginnen.
Hard werk zou de dromen waaruit ze met bonzend hart en bezweet lichaam ontwaakte verdrijven. Net als de afstand tussen het huis van haar jeugd en Huize Ravenna een eind moest maken aan de geschenken op haar nachtkastje.
Ze pakt haar tuinhandschoenen op. Haar hoed en voile zouden haar beschermen tegen de ergste zon.
“Hier iss uw mand met gereedsschap, dame”, sprak een lispelende, gebochelde bediende.
“Dankje.”
Een snelle blik bevestigde dat de gereedschappen geolied en geslepen waren. Ze nam de mand op en stapte de hitte in.

10
Zweet kreeg geen kans om te vormen in de hitte.
Hoe hard Vioctoria ook rukte en trok aan de wortels van een oude roos, ze weigerden de aarde los te laten. Ze had de woekerende takken teruggesnoeid tot alleen een de kern overgebleven was. Ze had wortels doorgehakt met haar handspade. Toch was het kreng zo koppig als wat.
Een echte dame verliet zich niet op woede en agressie. Wellicht was het beter dat alleen de grotesken en de gebochelde getuige waren van haar oerschreeuw.
Met een geluid als scheurend velijn kwam de wortelstok los. Ze zette een pas naar achteren om zichzelf op te vangen en wierp haar nemesis op de hoop dorre ranken.
Eén doorn doorboorde haar zeemleren handschoen.

9
Vinger voor vinger ontdeed ze zich van haar handschoen. Bloed welde op.
De eerste dikke druppel liep langs haar wijsvinger omlaag en trok een rood spoor.
In Vioctoria’s onderbuik trok iets samen. Ze klemde haar lippen op elkaar. Haar ademhaling versnelde. Het hart dat meestentijds onopgemerkt zijn werk deed bonsde nu in haar borstkas. Ze klemde haar dijen tezamen.
De aandrang om het rode vocht van haar eigen hand te likken was sterk.
Ze wist hoe het zou smaken: zoet, roestig, rood.

8
Ze schudde haar hand en trok haar handschoen weer aan. Het wondje was te klein om een litteken aan over te houden. Kijkend naar de ravage die ze had aangericht zag ze dat één druppel bloed de witte blaadjes van een ontluikende knop ontsierde.
De witte roos stond als enige overwinnaar tussen de lijken van zijn broeders.
Zijn doornige ranken omslingerden de hand van het bronzen meisje aan wiens voeten hij groeide.
Ze fronste.

7
Vioctoria sliep als een roos. Haar dromen waren niet levendig genoeg om ze te herinneren bij het ontwaken. De zonnestralen die tussen de luiken door hun weg vonden beloofden wederom een stralende dag.
Ze rekte zich uit. Ze voelde hoe haar spieren protesteerden tegen de beweging na de overdaad aan activiteit van gisteren. Loom en tevreden reikte ze naar het glas water naast haar bed. Midden in de beweging hield ze stil.
Haar ademhaling versnelde, werd oppervlakkiger terwijl een vreemde begeerte zich van haar meester maakte. De schenker van de irissen was haar gevolgd.
Ze likte haar droge lippen, omvatte het glas en bracht het naar haar mond. De zoete, poederachtige geur van de bloemen vulde haar neus. Eén slokje van het bittere water was voldoende om haar op te laten staan en elders haar dorst te lessen.

6
Silas was, zoals alle dagen, te vinden in zijn bibliotheek. Hij sloeg juist een bladzijde om toen Vioctoria zijn domein betrad. Plaatsnemend op een divan wisselde ze de gebruikelijke groeten met de heer des huizes.
“Silas, heb jij de bloemen naast mijn bed laten zetten?”
“Nee.”
Ze volgde zijn blik naar het gerestaureerde portret van een prachtige vrouw dat boven de schouw van de kleine haard hing. Het was moeilijk voor te stellen dat die vrouw, geschilderd in vervlogen tijden, degene was die haar presentjes bracht.
“Wie heeft het dan gedaan?”
Stilte.
Vioctoria schoof naar het randje van de divan. Ze wenste dat hij met haar zou delen wat hij wist.
Donkere ogen lichtten kort rood op. “Wil je dat werkelijk weten?”

5
Ezra.
De naam gonsde door haar hoofd terwijl ze met heggenschaar en kapmes een nieuw stuk jungle te lijf ging.
Haar stijgende lichaamstemperatuur was niet enkel het resultaat van haar inspanning, noch van de zon die naar z’n zenit ging. Rode ogen hadden ook zo hun invloed.
Met voldoende concentratie kon ze juist de contouren van een bleek gezicht tevoorschijn toveren uit haar onderbewuste. Zijn nam lag op haar lippen.
“Ez-ra.” Twee simpele klanken welke een complexe uitwerking op haar hadden.

4
Vluchtend naar de koelte die geboden werd in de buik van het eeuwenoude beest, kon ze het niet laten langs de rozenstruik te gaan. De knop die eerdaags gemarkeerd werd met haar levenssap gaf nu zijn nectar prijs. Ze bracht haar gezicht bij de bloem en rook de volle zoete geur die door zovelen geassocieerd werd met liefde.
Als het aan haar was verkoos ze rozen boven irissen.

3
De avond viel over de vallei. De zon zakte achter de bergkammen. De laatste koperen stralen raakten nog net de kruinen van de bomen. Het bos omsloot landhuis en park met z’n verduisterde aanwezigheid.
Staand voor het slaapkamerraam, gekleed in enkel een dun hemd, vroeg Vioctoria zich af of ze hem – haar aanbidder – tot zich kon roepen met haar gedachten. Welk teken kon ze hem geven om haar acceptatie van zijn affectie te signaleren?

2
Voor ze haar ogen opende wist ze wat ze zou zien. Twee rode irissen, omlijst door donkere wimpers, in een witbleek gezicht. Haar adem ontsnapte met een zucht. Het geluidje dat daarmee gepaard ging klonk verlangend.
“Ezra…”
Ze bracht haar hand naar zijn gezicht. Voelde de koele droge huid onder haar vingers. Vol verwondering om zijn jeugdige uiterlijk likte ze haar lippen.
Hitte poelde samen in haar onderbuik. Haar borsten zwollen op, biddend om aandacht. Ze vlocht haar vingers door zijn donkere haren.
“Ik ben de jouwe.”

1
De rauwe honger in Ezra’s ogen sneed haar als een mes door de ziel. Met plotseling besef van de afloop van hun minnen, kwam standvastigheid. Geen God op aarde zou haar dit moment ontnemen.
Ze kuste hem vol passie. Met haar handen verkende ze zijn lijf. Zijn koelte temperde haar vuur. Haar vlammen verteerden het ijs rond zijn hart.
Op het moment van hun ultieme samenzijn, beroerden zijn lippen haar hals. Ze was vervuld van hem. En hij vervulde zich met haar.


Zij was perfectie. Hij de roos die aan haar voeten bloeide.

The author reserves all rights.